KERSTVERHAAL 2021, Sven was een echte kanjer!

door Bert Vreeswijk

Het zal 30 jaar geleden zijn dat ik als leraar lichamelijke opvoeding in het voortgezet onderwijs, in de lessen te maken kreeg met een hyperactieve jongen (de naam van de leerling is voor zijn familie om emotionele redenen gefingeerd), een dondersteen van een leerling. Altijd was er wel iets op school waarbij hij een ‘hoofdrol' speelde en aangezien ik ook nog zijn mentor was, had ik het in die tijd niet al te gemakkelijk.
Sven was eerzuchtig en hij was zeker niet bescheiden! Vaak als we in de les gingen verspringen, hoogspringen of hardlopen vroeg hij mij hoe ver, hoog of snel ik dat kon. Waarop hij altijd overmoedig antwoordde dat hij dat vast wel beter kon. Daar ergerde ik mij op den duur mateloos aan en op een uitgelezen moment vond ik ‘mijn ei van Columbus’ in de aanpak van deze leerling.

Het was winter en rond de kerstdagen had het stevig gevroren. In de gehele Alblasserwaard waren kanalen, vlieten en sloten voorzien van een dikke ijslaag en er werd volop geschaatst.
Zelf was ik in die periode, als verwoed schaatser, al meerdere keren van het dorpje Schelluinen door de polders naar Kinderdijk gereden, dat is zo’n 30 kilometer door het prachtige polderlandschap. Onderweg genoot ik dan van de stilte en natuur. Ik zag en hoorde de in grote getale fouragerende ganzen, die zich nog even te goed deden aan het broodnodige voedsel om de tocht naar het warme Zuiden te kunnen beginnen.
In die periode voor Kerst vroeg ik Sven tijdens een van mijn gymlessen of hij ook zo van schaatsenrijden hield, waarop hij vol bravoure bevestigend antwoordde. Hij zou mij er wel uit schaatsen, liet hij nog even hardop weten.
Toen ik nog wat doorvroeg, dacht ik even dat hij inderdaad erg bedreven was op de gladde ijzers. En in dat gesprekje kwam ik op het idee om hem op mijn vrije middag mee te nemen op een tochtje door de Alblasserwaard.

We spraken af op woensdagmiddag twee uur. Met zijn ouders had ik afgesproken dat ik hem later in de middag thuis weer zou afzetten. En inderdaad, klokslag twee uur stond Sven voor zijn huis met de fiets in zijn hand klaar om te vertrekken. In zijn dunne trainingspakje met ijshockey-schaatsen om zijn nek en een sigaret stoer in de mondhoek stapten we op en reden naar Schelluinen van waaruit we onze tocht zouden beginnen. Daar aangekomen zetten we onze fietsen op slot langs de vliet.  
Toen we de schaatsen onder gebonden hadden vroeg ik hem welke tocht we zouden rijden. We konden kiezen voor 20 km naar het dorpje Goudriaan en terug of naar Kinderdijk, wat op en neer zo’n 60 km was. Wel erg ver!
Ook probeerde ik hem duidelijk te maken dat het rijden op hockeyschaatsen voor lange afstanden niet echt eenvoudig is. Maar nee, Sven wilde zich niet laten kennen en sprak stoer en vol overtuiging ‘dat hij dat gemakkelijk zou kunnen’.
Die middag heb ik echt extra genoten in de polders van de Alblasserwaard.  Sven zwikte na 5 km links en rechts door zijn enkels, viel vele malen niet bepaald zachtaardig op de harde ijsvloer, doordat hij in scheuren van het ijs reed, maar liet zich niet kennen en gaf niet op!
Na in Goudriaan te zijn aangekomen, vroeg ik heel voorzichtig aan Sven of het toch niet verstandig was om ons plan wat bij te stellen. Maar hier kon volgens hem geen sprake van zijn. Na een kop warme chocomel vervolgden wij onze tocht. Met angst in mijn hart vroeg ik mij af hoe dit avontuur zou aflopen, maar ik had geen keus: Sven koos voor de lange tocht.

Na veel getob en gefoeter en vele builen op knieën en heupen die Sven opliep, bereikten we uiteindelijk Kinderdijk. Ik was al wel enigszins verbaasd dat deze jongen zo’n ‘ruggegraat’ had getoond!

Na het drinken van een warme punch en een mars te hebben verorberd in het clubhuis van de plaatselijke ijsclub, aanvaardden we de lange terugweg. Maar door de korte onderbreking sloeg bij Sven de stijfheid in de spieren toe, met als gevolg dat hij als een pasgeboren giraffe over het ijs ging. De benen gleden steeds onder zijn gat vandaan en hij maakte menige smak. Maar opgeven, daar dacht hij geen moment aan.

Na de lange en moeizame terugtocht zag ik het kaarsje bij Sven langzaam uitgaan; hij beet op zijn tanden en werd steeds stiller. Gelukkig zagen we uiteindelijk in de verte het kerkje van Schelluinen in zicht komen. Na een laatste inspanning bereikten we ‘onze finish’ in Schelluinen. Doodmoe, als een zak met aardappelen, plofte Sven in het talud van de Schelluinse vliet. 

Ik bond mijn schaatsen af en zei tegen hem dat we niet te lang moesten blijven zitten omdat we anders te veel zouden afkoelen. Maar ook dat ik trots op hem was dat hij deze voor hem bijzonder zware tocht had weten te volbrengen! Ik herinner me nog dat hij zoiets mompelde van: ‘Ik had nog wel verder gekund hoor!’ Na die woorden dacht ik: wat een lef heeft die gozer, zo kapot en toch niet toe willen geven!

Toen ik op mijn fiets stapte en zei dat we vertrokken, strompelde Sven met zijn schaatsen nog aan zijn voeten over het asfalt naar zijn fiets en reden we samen naar zijn ouderlijk huis. Hij met de schaatsen nog aan zijn voeten! Thuis aangekomen, belde ik aan bij zijn ouders en ‘leverde’ hun zoon weer netjes ‘af’. Later vertelden zijn ouders mij dat ze nog nooit zo’n rustig kind aan hem hadden gehad. Sven was op de bank neergeploft en had daar zonder te eten en te drinken onafgebroken 12 uur geslapen – en inderdaad met zijn schaatsen nog aan!                                                                                                          Sven is jaren later, op 28-jarige leeftijd, bij een auto-ongeluk in Frankrijk om het leven gekomen. Toen ik jaren later nog eens over diezelfde schaatsroute reed, werd ik geheel onverwachts overmand door emoties en realiseerde mij weer dat voor mij één ding over deze jongen heel duidelijk was geweest: