Dan O’Brien, tienkamper tegen wil en dank

Een inkijk in het echte leven van Dan

 door Bert Vreeswijk

Het levenspad van de Amerikaanse tienkamper Dan O’Brien,  olympisch kampioen op de tienkamp in Atlanta 1996, ging niet altijd over rozen. In dit artikel beschrijven we O’Briens echte leven. Een leven met vele tegenslagen, frustraties en twijfels, alvorens hij zich uiteindelijk maar één doel in zijn leven stelde: hij wilde de beste atleet ter wereld worden. Dat juist de tienkamp hem dit succes zou brengen was bepaald niet zijn vooropgezet plan. Sterker nog, hij wilde nooit tienkamper zijn en heeft er heel zijn carrière een ‘haat-liefde verhouding’ mee gehad! Daarover zegt hij zelf in zijn in 2012 uitgebrachte boek Clearing Hurdles: ‘Ik koos niet voor de tienkamp, de tienkamp koos voor mij, het kwam op mijn pad.’  

Dan O’Brien was een ongekend getalenteerde atleet, een sprinter en verspringer, die diep in zijn hart een tweede Carl Lewis wilde worden. Tot het moment dat hij Lewis in levende lijve aan het werk zag in wedstrijden en zich realiseerde dat hij nooit zó goed zou kunnen worden. Omdat zijn kracht lag in zijn veelzijdigheid besloot hij om zijn focus op de tienkamp te richten. Zelden was er een meerkamp-atleet zo getalenteerd en gezegend met een fenomenaal gevoel voor techniek, met daarnaast een uitzonderlijk explosief vermogen. Dan O’Brien was de man ‘van de eerste dag’ in de tienkamp en heeft nog altijd de hoogste score met 4747 punten ooit door een tienkamper behaald! Bekend van hem is ook, dat hij op zijn zachtst gezegd een sterke aversie had tegen de, zoals hij het zelf zegt ‘duivelse 1500 meter, het vuurspuwende monster’, als slotnummer van de tienkamp. Hij zag steeds weer als een berg op tegen die verfoeide 1500 meter en hij vroeg zich dan ook geregeld af hoe iemand in godsnaam voor zijn plezier kon kiezen voor de meerkamp.

Zijn ‘mentale onvermogen’ om die 1500 meter te lopen leverde hem door journalisten en insiders regelmatig kritiek op. O’Briens resultaten op de slotafstand van de tienkamp die niet zelden boven de 5 minuten uitkwamen, waren een doorn in het oog van de sportpers. Men vond het voor een atleet van wereldklasse een aanfluiting en onwaardig. En ja, als O’Brien die 1500 meter ook nog onder de knie had weten te krijgen, was hij mogelijk nu nog wereldrecordhouder geweest, al zullen we dat nooit weten. Een tienkamp is geen negenkamp en misschien is dat ook wel de enorme charme ervan, je moet een ‘alleskunner’ zijn om je de ‘World’s Greatest Athlete’ te mogen noemen.

Adoptiekind

Dan O’Brien zag het levenslicht op 18 juli 1966, maar had daarbij weinig geluk. Zijn biologische moeder, volgens de geboorteakte mevrouw Westcott genaamd, was een jonge blanke studente. Ze raakte ongewenst zwanger van een grote getinte atletische medestudent, maar bleek niet in staat om voor haar pasgeboren kindje de zorg op zich te nemen. De kleine ‘Westcott’ werd het eerste jaar verzorgd door een mevrouw die hem de naam Wesley gaf. Maar na een jaar werd hij als weeskind overgebracht naar het Portlandse weeshuis ‘Waverly Childrens’s Home’, waar hij de naam Dion kreeg aangemeten.
In de staat Oregon was adoptie in die dagen alleen wettelijk toegestaan binnen het eigen ras. Maar de kleine Dion had het geluk dat een blank echtpaar uit de staat Californië, Jim en Virginia O’ Brien, belangstelling had om een kind te adopteren. Het echtpaar woonde aan de grens ten noorden van Californië in een oud houten huis in het plaatsje Klamath Falls, voorheen Linkville genaamd naar de Linkrivier die langs het plaatsje loopt. De O’Briens voelden adoptie als hun roeping en hadden al eerder een Amerikaans meisje, Karen genaamd, in hun gezin opgenomen. Later zouden, naast Karen en Dan, nog drie meisjes – Laura en Sara (Koreaans) en Patricia (ook getint) – en een jongen Tom (Spaans) in hun multi-etnische gezin worden opgenomen.
Jim en Virginia O’Brien namen na een gesprek met de leiding van het weeshuis de toen twee jaar oud zijnde Dion mee naar de dierentuin.  Terwijl hun aangenomen dochter Karen er met Dion speelde, gingen Jim en Virginia in gesprek om te beslissen of ze de adoptiepapieren zouden tekenen. Jim O’Brien maakte zich echter grote zorgen over het feit dat Dion een getint kind was. En in het uiterst conservatieve stadje Klamath Falls waren er geen getinte kinderen. Hij vreesde dan ook voor problemen die zouden kunnen ontstaan, zowel voor zijn gezin als voor Dion. Jim dacht er dan ook sterk over om Dion dezelfde dag terug te brengen naar het weeshuis.

Jim O’Briens hart smolt

Terwijl de O’Briens zaten te praten gebeurde er echter iets wat het levenspad van Dan O’Brien beslissend zou bepalen. De kleine Dion kroop op de schoot van Jim O’Brien, legde zijn hoofdje tegen Jims borst en viel met een glimlach in slaap. Dát was het moment dat Jim O’Brien’s hart smolt en hij tegen Virginia zei: ‘Ik kan hem niet terugbrengen naar het weeshuis, dit is mijn kind!’
Een paar dagen later in de tuin van zijn woning in Klamath Falls keek Jim O’Brien vol bewondering naar zijn zoon. Toen hij hem als tweejarige zag rennen en van de picknicktafel af zag springen, gaf hij hem al snel de bijnaam ‘Speedy Gonzalez’. Jim O’Brien was een trotse vader, die iedereen die het maar wilde horen vertelde, dat ze een zoon uit duizenden hadden en hem een olympische toekomst toedichtte. Kort daarna kreeg de kleine Dion van zijn ouders zijn officiële naam zoals wij hem kennen: Daniel Dion O’Brien met als roepnaam Daniel.

Pestkoppen

Vanaf zijn zevende jaar ging Daniel met de bus naar school. Achterin zat altijd een stel pestkoppen dat het op hem had gemunt. De etterbakken stompten, knepen en scholden hem uit voor ‘nikker’ en ‘halfbloed’. Hij werd daar zo verdrietig van dat hij er nachtmerries van kreeg en er erg tegenop zag om elke morgen weer de bus in te stappen. Tot hij op een dag besloot om op de jongens af te stappen en te vragen waarom ze de pik op hem hadden. De pestkoppen gaven hem te kennen dat ze hem niet mochten. In een poging om vrede te sluiten ging de radeloze Dan zo ver dat hij ze 10 dollar aanbood als ze hem verder met rust zouden laten. Het voorstel werd geaccepteerd, waarop Daniel, niet zonder wroeging, 10 dollar stal uit de portemonnee van zijn moeder. 

Groot gezin, hard werken en armoede

Toen Daniel 10 jaar werd en het gezin inmiddels uit 6 geadopteerde kinderen bestond, verhuisde de familie naar het platteland net buiten Klamath Falls. De woning was een verbouwde houten schuur waar voldoende ruimte was voor het hele gezin. Voor Daniel was deze plek midden in de natuur een paradijs op aarde. Hier kon hij zich uitleven in activiteiten als vissen, mountainbiken, klimmen en zwaaien aan een touw in de bomen en zwemmen in de Linkrivier met al die prachtige zwemplekjes. In de daarop volgende jaren werd Daniel door zijn ouders geacht hard te werken rond het huis en op het land. 

Werkzaamheden als hooien, sprinkler-pijpleidingen aanleggen, het bouwen en verven van schuurtjes, bijenkasten verzorgen en honing verzamelen, waren de klussen die door hem gedaan moesten worden. In de winter, terwijl de sneeuw en kou zijn handen en voeten bevroren, was het zijn taak om hout te hakken voor de kachels en het daarna op te tassen onder zelf gebouwde afdakjes. Daniel keek steeds meer uit naar de dag dat hij niet meer zo hard hoefde te werken. Maar zijn moeder leerde hem de levensles dat die tijd nooit zou komen. Hij moest er maar aan wennen dat hij voor de rest van zijn leven hard zou moeten werken. Jim O’Brien had een goede baan bij Staatsbosbeheer, maar met al de te vullen monden moest het gezin zuinig zijn. Om die reden droegen de kinderen veelal tweedehandskleding en -schoenen en zat een zomerkamp als vakantie er voor hen niet in. Bovendien hielden de O’Brien’s koeien en kippen, dit alles om op hun uitgavepatroon te besparen. En wanneer er gereisd moest worden, werd er gekozen voor voordelige reistijden. Toch ervoer O’Brien al met al zijn jeugd als een prachtige en onvergetelijke tijd.

O’Brien op zoek naar zijn indentiteit

Diep van binnen worstelde Daniel lange tijd met zijn identiteit. Zijn moeder hield hem, om hem te beschermen, steeds voor om vooral trots te zijn om wie hij was en waar hij vandaan kwam. Ze vertelde hem de basisdingen over wat het betekende om getint en anders te zijn, over gelijke rechten voor blank en zwart. Ze waarschuwde hem er zelfs voor dat mensen vervelende en pijnlijke dingen naar hem zouden kunnen roepen, zoals ‘nikker’, ‘neger’, ‘halfbloed’ of zelfs ‘aap’, en dat dit alleen maar woorden waren en dat hij zich nooit hoefde te schamen voor zijn huidskleur. Maar Daniel voelde de tegenstrijdigheid tussen wat hem werd voorgehouden en de dingen die hij zag en voelde. Voor hem was de realiteit duidelijk anders en daar leed hij als opgroeiend kind zichtbaar onder. 

Eerste overwinning voelde als erkenning

Toen Daniel 11 jaar was proefde hij voor het eerst het zoet van een overwinning in de sport. Op een zaterdag in het voorjaar werd er tijdens allerlei festiviteiten een ‘one mile’ voor kinderen gehouden op en rond de glooiende grasvelden van de middelbare school Merill High, een kleine school net buiten Klamath Falls. Jim O’Brien nam zijn zoon mee naar deze ‘Run for Fun’-race en Daniel was enthousiast. Hij stond op zijn eigen school al bekend om zijn hardloopkwaliteiten en was zich ervan bewust dat tijdens deze ‘Run for Fun’-race er vele inwoners van de stad zouden komen kijken om de deelnemers te komen aanmoedigen. Na het startschot nam Daniel al spoedig de koppositie en liet alle concurrentie ver achter zich. De aanmoedigingen van het in grote getale aanwezige publiek bezorgde Daniel kippenvel. Voor het eerst in zijn leven voelde hij zich zeker en een gelukzalig gevoel overmande hem. Toen hij de finishlijn met beide handen in de lucht passeerde en de speaker de woorden uitsprak: ‘En de winnaar is…. Danny O’Brien from Klamath Falls’, wenste Danny O’Brien dat hij het intense geluksgevoel voor altijd in een doosje kon bewaren. Dat was het moment dat ‘het vuur’ was gaan ontbranden. Toen wist hij dat de sport zijn drive zou zijn en zijn verdere leven zou bepalen.                    

Een snelle leerling op fysiek vlak

Dat O’Brien een enorme aanleg had voor sport zou al spoedig blijken. Nadat hij in een kleine honkbalcompetitie met zijn club ‘Klamath Constructie’ speelde, kwam hij er al spoedig achter wat zijn sterke punten waren. Hij was snel en goed in het werpen en vangen van ballen, maar als slagman bakte hij er niks van. Tot hij de beelden op TV van de tophonkbalspelers die aan slag waren bestudeerde en deze in de tuin met een bal aan een touwtje eindeloos ‘imiteerde’. Dat leverde al snel resultaat op en Daniel werd een van de beste slagmannen van zijn team. Als het, in tegenstelling tot studeren,  aankwam op sport was Daniel een snelle leerling. Als hij eenmaal een beweging had gezien en in zich had opgenomen, kon hij deze al snel feilloos reproduceren.  

Anekdote

Een mooie anekdote daarover is te vinden in zijn boek Clearing Hurdles, waar hij vertelt dat hij met een oude roestige golfclub en een stel golfballen op het erf aan het spelen was. Zonder ooit een golfclub in zijn handen te hebben gehad, sloeg hij de ballen meer dan 180 meter ver! Zelf zei hij daarover dat hij ook niet wist hoe dat kon, maar dat hij fysieke dingen gewoon snel oppikte. Verder vertelde hij dat hij daar later in zijn atletiekcarrière veel voordeel van heeft ondervonden, zoals bij de technische onderdelen als hordelopen en polsstokhoogspringen.

Ik ga naar de Olympische Spelen

De sport had Daniel O’Brien inmiddels in zijn greep en op de middelbare school was hij zowel lid van het Amerikaan Football schoolteam als het atletiekteam. Soms, als hij naar sportwedstrijden op TV zat te kijken, zei hij wel eens tegen zijn moeder dat hij op een dag ook op de TV te zien zou zijn. Virginia O’Brien vertelde hem dan dat slechts 1 op de 10.000 sporters het tot prof konden schoppen. Daniel moest, met andere woorden, wel realistisch blijven.
Maar juist die terughoudendheid van zijn moeder sterkte hem in zijn motivatie het tegendeel te bewijzen. Als puber zag hij al dat de sport hem kansen zou bieden in het leven. Toen in 1980 het Amerikaanse ijshockeyteam speelde tegen het schijnbaar onoverwinnelijke Russische team, werd hij net als elke  Amerikaan gegrepen door de spanning en ontlading na de 4-3 winst voor Amerika. Dat was wat hij ook wilde, deel uitmaken van een team! Niet als toeschouwer op de tribune, maar op het veld met de letters USA op de borst de overwinning vieren. 
Na die ijshockeywedstrijd sprak Danny tegen zijn vader de woorden: ‘Ik denk dat als ik ouder ben, ik naar de Olympische Spelen ga.’ Waarop zijn vader hem in alle ernst vroeg: ‘In welke sport?’ Daniel antwoordde dat hij dat nog niet wist en dat hij alle sporten mooi vond. Nogmaals kwam de vraag voor welke sport hij dan zou kiezen. Lastig. Maar na een kleine stilte zei hij: ‘De tienkamp, zeker weten!’                     

Daniel O’Briens eerste tienkamp

Op zijn 14e, toen hij nog C-junior was, stelde zijn jeugdcoach Larry Hunt O’Brien voor om deel te nemen aan een lokale tienkamp. Hunt, die een grote bewondering had voor tienkampers als Bill Toomey en Bruce Jenner, leerde O’Brien de beginselen aan van de werpnummers en de hordeloop, dit laatste omdat het naast het polsstokhoogspringen één van de moeilijkste onderdelen is om onder de knie te krijgen. Daniel had vrijwel nooit op de meeste onderdelen van de tienkamp geoefend en was als polsstokspringer een beginner. Hij nam het wedstrijdje niet al te serieus maar stemde uiteindelijk in met het Hunts voorstel, niet wetende wat hem te wachten stond! Uiteindelijk scoorde hij totaal uitgeput (hij gebruikte senior-materiaal!) na twee intensieve dagen een puntentotaal van 4650  punten volgens de 1962 tabellen. Hij kwam tot de navolgende prestaties: 
100 m: 12.23 / ver: 5.56 / kogel: 9.42 / hoog: 1.69 / 400: 59.50
110 h: 17.3 / discus: 28.66 / polsstok: 3.20 / speer: 29.94 / 1500: 5.50.6.

Met deze prestaties werd hij 4e in de wedstrijd. Een jaar later kwam hij met senior-materiaal als 1e jaars B-junior al tot een score 5583 punten; dit waren zijn prestaties:
100 m: 11.25 / ver: 6.26 / kogel: 11.17 / hoog: 1.83 / 400: 56.2
110 h: 16.51 / discus: 29.16 / polsstok: 3.35 / speer: 29.92 / 1500: 5.45.00

Weer een jaar later scoorde O’Brien al 6873 punten, al had hij toen sterk het gevoel dat de tienkamp toch niet echt zijn ding was! Hij besloot dan ook dat dit meteen zijn laatste tienkamp was geweest. Hij voelde zich veel meer aangetrokken tot de sprintnummers, het hordelopen en verspringen.

Maar het zou toch allemaal even anders lopen.

American Football

Op zijn 17e besloot Dan American Football te gaan spelen. Dit teamspel is een soort van “landverovertje”op een voetbalveld, waarbij gescoord kan worden als de spelers door middel van werpen, vangen en lopen met de bal door de verdediging van de tegenpartij proberen te dringen en de bal over hun achterlijn met een ‘touchdown’ als doelpunt af ronden.
Dit populaire, ruige, met veel show omgeven spel in Amerika koste O’Brien heel wat losse tanden, beurse plekken en blessures. En eigenlijk was hij voor dit type sport veel te onzeker en te bescheiden. Ook was het aanvankelijk zeer de vraag of hij er echt goed in zou worden. Maar hij was geen opgever en ontwikkelde zich gestaag tot een zeer waardevolle speler, die het niet alleen van zijn snelheid moest hebben, maar ook de fysieke confrontatie met de tegenpartij zeker niet schuwde. Door de opgedane ervaring groeide ook zijn zelfvertrouwen en hardheid en mede daardoor zou hij vele touchdowns voor zijn team maken.   

Universiteits-studiebeurs

Toen O’Brien op zijn achttiende de middelbare school had doorlopen konden zijn ouders het zich niet veroorloven om hem verder te laten studeren. Dan realiseerde zich dan ook terdege, dat hij met zijn atletiekkwaliteiten de enige optie had om een universiteitsbeurs te bemachtigen – zodat alle onkosten voor schoolgeld, boeken, kamerhuur en levensonderhoud konden worden betaald. Vanaf dat moment deed hij zichzelf een belofte er alles voor op te offeren om dit doel te bereiken. Vanaf dat moment ging het hard met zijn atletiekprestaties. Die resultaten bleven niet onopgemerkt in atletiekkringen en al spoedig hing de atletiekcoach van de Universiteit van Idaho, Mike Keller, aan de lijn om een gesprek met hem en zijn ouders te voeren over een studiebeurs aan zijn universiteit. Na dat gesprek tekende O’Brien een contract voor een volledige studiebeurs aan de Universiteit van Idaho. 

Schulden, drank, drugs

Korte tijd later, nadat Dan O’Brien’s diploma-uitreiking op de middelbare school had plaatsgevonden, besloot hij het huis uit te gaan en op eigen benen te gaan staan. Dave Simpson, een kennis, deed hem het aanbod om tegen een kleine betaling bij hem in zijn appartement te komen wonen, tot zijn studie aan de universiteit in Idaho een aanvang nam. Inmiddels trainde hij intensief onder leiding van trainer Larry Hunt, en om wat bij te verdienen werkte O’Brien daarnaast bij een pizzeria en garage, tot zijn vertrek naar de campus van de Universiteit van Idaho. De studie zou geen succes worden en O’Brien raakte verschillende malen verstrikt in de schulden, met als gevolg dat hij aan de drank en drugs raakte.
In zijn boek vertelt O’Brien openhartig hoe ellendig hij zich voelde als hij mensen die hem probeerden te helpen steeds weer teleurstelde.   Speciaal tegenover zijn atletiekcoach Mike Keller voelde hij zich schuldig, omdat die hem vaak uit de shit moest halen. Dan’s studieresultaten waren bovendien dramatisch en hij kon de drank niet laten staan. Uiteindelijk kwam Keller met de studieresultaten van O’Brien aanzetten en deelde hem mede dat zijn studiebeurs werd ingetrokken. O’Brien was in zak en as en vroeg Keller hoe hij verder in zijn levensonderhoud kon voorzien. Die adviseerde hem opnieuw een studiebeurs aan te vragen en bood O’Brien aan om de benodigde formulieren met hem in te vullen. Tevens regelde hij een baantje voor de zomer zodat hij nog wat inkomsten had. Maar O’Brien kwam steeds verder in financiële problemen, hij werd zijn huis uitgezet en kwam met justitie in aanraking door ongedekte cheques uit te schrijven, wat hem ook nog eens een gevangenisstraf opleverde.                    

Spijt, schuldgevoel en de ommekeer

Dieper kon O’Brien niet zinken, hij stond met zijn rug tegen de muur. Uiteindelijk kwam hij, gevoed door blinde paniek, tot het inzicht dat hij zijn leven in eigen hand zou moeten nemen. Hij nam zich voor niet meer te drinken en drugs te gebruiken en zijn studie weer op te pakken. Vervolgens smeekte hij Coach Mike Keller op zijn knieën om hem opnieuw uit de ellende te halen. Die ging onder bepaalde voorwaarde in op zijn smeekbede en regelde voor hem een tussenstudie op het Spokane Community College. Daar kon hij zich gedurende enkele maanden ‘bijscholen’ in vakken als economie, waar hij in Idaho op struikelde. Dat ging hem goed af en dat gaf hem opnieuw de kans om terug te keren naar de universiteit van Idaho. In die periode ontmoette hij ook de atletiekcoach van Spokane Community die hem in vertrouwen nam en hem weer op het goede atletiekspoor zette.

Als Rookie in Olympic Trials

In de zomer van 1988 deed O’Brien, net 22 jaar, hard zijn best om zich een weg terug te knokken naar de atletiekbaan. Coach Mike Keller suggereerde om te proberen zich te kwalificeren voor de Amerikaanse tienkamptrials. O’Brien dacht diep na wat hij te verliezen had en ging akkoord. De kwalificatiewedstrijd vond plaats in Santa Barbara en verliep zeer voorspoedig. Met redelijke resultaten op de 100 meter, kogel en hoog en twee persoonlijke records op ver (7.50) en de 400 m (48.67) ging hij tot zijn eigen verbazing na de eerste dag aan de leiding. Ook de tweede dag verliep naar wens en met 4.35.1 liep hij zelfs een dik persoonlijk record op de 1500 meter. Zijn score: een geweldige 7891 punten. Met dit resultaat versloeg hij alle profs in zijn derde tienkamp ooit en kwalificeerde zich voor de Amerikaanse trials.  
De olympische trials in 1988 werden in Indianapolis gehouden en O’ Brien keek zijn ogen uit toen hij als rookie zich realiseerde dat televisiestations als ABC hier ook aanwezig waren en dat alle grote namen als Florence Griffith (Flo Jo), Jackie Joyner en Carl Lewis hier hun opwachting maakten. Maar het liep tijdens deze trials allemaal heel anders dan O’Brien had gehoopt. Tijdens het verspringen raakte hij geblesseerd aan zijn hamstring en moest voortijdig de wedstrijd staken. Toch was O’Brien niet echt teleurgesteld, want het leverde hem ook iets op! Toen hij in de stromende regen Carl Lewis aan het werk zag viel bij hem het kwartje. Op dat moment realiseerde hij zich dat niet iedereen een Carl Lewis kon zijn, ook al wilde hij het nog zo graag. Vanaf dat moment wist hij dat zijn grote kracht lag in zijn vermogen als allrounder. Alleen wilde hij dat lange tijd niet zien. O’Brien besloot om zich in zijn laatste studiejaar toe te leggen op diverse disciplines, om zich daarna volledig op de tienkamp te richten. Het zou hem geen windeieren leggen.                                

De doorbraak

Met coach Mike Keller, die O’Brien op zijn huid zat om hem op het rechte pad te houden, werden toekomstplannen gesmeed. Dat leverde in 1989 meteen resultaat op door in San Francisco State een tienkamp af te leveren van 7987 punten. O’Brien was nog steeds amateur en moest om in zijn levensonderhoud te voorzien soms 25 uur per week werken op de golfbaan om golfballen te verzamelen of als scheidsrechter bij het jeugdbasketbal te fluiten. Mike Keller zag hem in die periode moe op de training verschijnen en stelde daarom voor een sponsor te zoeken, zodat hij zich fulltime aan de tienkamptraining kon wijden. Toch wist O’Brien nog zonder sponsor in zijn eerste wedstrijd na zijn studie, in Pullmann, een tienkamp af te leveren met 8267 punten! Daarmee zou hij dat jaar de eerste plaats bezetten op de Amerikaanse jaarranglijst. Terwijl O’Brien de felicitaties in ontvangst nam, ontmoette hij John Chaplain, de hoofdcoach van de Washington State University. Die bracht hem keihard aan het verstand dat als O’Brien echt de top wilde gaan halen, hij moest werken aan zijn shit: polsstokhoog, speerwerpen en 1500 m. Chaplain liet het niet bij kritiek alleen, maar gaf O’Brien ook de raad om te gaan samenwerken met Rick Sloan, een topcoach en voormalig tienkamper die in 1968 zevende werd op de Olympische Spelen in Mexico.                   

O’Brien maakt enorme progressie

Na overleg met Keller werd besloten om inderdaad met Rick Sloan samen te gaan werken. Vanaf dat moment werkte O’Brien in de ochtenduren met Keller aan zijn looptechniek, snelheid en kracht en in de middaguren aan de techniekonderdelen onder leiding van Sloan. De samenwerking wierp al snel zijn vruchten af en in juni 1990 scoorde hij onder toeziend oog van zijn beide coaches tijdens de Amerikaanse kampioenschappen al een totaal van 8483 punten. Hij eindigde daarmee als tweede achter de favoriet Dave Johnson, die  8600 punten scoorde. De prestaties van O’Brien bleven niet onopgemerkt en werden steeds beter. Eind juni 1991 tijdens de Amerikaanse kampioenschappen te New York benaderde hij met 8844 punten zelfs het wereldrecord van Daley Thompson tot op slechts 3 punten! Bovendien behaalde hij in deze wedstrijd een nooit geëvenaarde eerste dag score van 4747 punten! Twee maanden later, tijdens de wereldkampioenschappen in Tokio, pakte Dan O’Brien ook nog eens de titel, met al weer een prachtige score van 8812 punten.                      

Sponsors Visa Card en Reebok

In de aanloop richting de Olympische Spelen van Barcelona in 1992 vatten de Amerikaanse topcoaches Harry Marra en Fred Samara samen met tienkamp statisticus/auteur Frank Zarnowki het plan op om te trachten een grote sponsor te strikken. Doel: Amerika een 10e olympische gouden medaille te bezorgen op de tienkamp. Roemrijke tienkampers als Harald Osborn (1924), James Bausch (1932), Glenn Morris (1936), de pas 17-jarige Bob Mathias (twee maal in 1948 en 1952), Milt Cambell (1956), Rafer Johnson +(1960), Bill Toomey (1968) en Bruce Jenner (1976) hadden in het verleden de trend gezet. Met het binnenhalen van een grote sponsor als Visa Card slaagden de bedenkers van het plan in hun opzet. Al snel ging het Amerikaanse nationaal tienkampteam, onder leiding van Harry Marra (ex-coach van Ashton Eaton en Brianne Theisen-Eaton) en Fred Samara aan de slag met een groep zeer getalenteerde atleten. Onder hen namen als Muzzio, Blockburger, Janvrin, Brophy, Huff en Fucci, die allen dik 8200 punten achter hun naam hadden staan. En met Dan O’ Brien en Dave Johnson als de top-jongens.

Dan and Dave  

Na O’Brien’s Amerikaanse- en wereldtitel en met de Olympische Spelen van Barcelona voor de deur, hing al snel sportschoenengigant Reebok, de concurrent van Nike, aan de lijn. De bedrijfsleiding hadden het plan opgevat om als concurrent van Nike in de aanloop naar Barcelona zich te profileren door middel van de tienkamp. Hier zagen ze grote mogelijkheden op een gouden medaille voor Amerika. En Reebok wilde maar al te graag ‘meeliften’ met het succes van O’Brien en Johnson – die inmiddels ook al 8727 punten had gescoord in april 1992 – die ze weggekaapt hadden bij Nike. Reebok deed O’Brien een lucratief aanbod (45.000 dollar per jaar naast de nodige premies) om samen met Johnson commercials te gaan maken richting de Olympische Spelen. De zaak werd beklonken en op de televisie verschenen al snel de zeer geliefde en populaire filmpjes van ‘Dan and Dave’ – ook tijdens de immens populaire Super Bowl – met steeds de vraag: ‘Wie wint goud in Barcelona, wie wordt World’s Greatest athlete, Dan or Dave?’

De ontgoocheling

Tijdens de Amerikaanse Olympische trials in New Orleans 1992 was O’Brien de eerste dag goed op weg om zijn olympisch ticket veilig te stellen en misschien wel een wereldrecord te vestigen. Maar het mocht niet zo zijn. Tijdens het polsstokhoogspringen faalde O’Brien, die pas op een aanvangshoogte van 4.80 begon, drie keer waarmee zijn kansen op een olympisch ticket waren verkeken. Ook Dave Johnson, die zich wel kwalificeerde, zou (mede door een voetblessure) in Barcelona de gouden medaille niet bemachtigen. Die ging naar de Tsjech Robert Zmelich met 8611 punten, het zilver was voor de Spanjaard Antonio Penalver met 8412 en Dave Johnson moest genoegen nemen met brons: 8309 punten. O’Brien zou later gezegd hebben dat hij zich geërgerd voelde, dat een atleet met een score van nauwelijks 8600 punten de olympische titel kon bemachtigen. Hij nam zich stellig voor om op de volgende Olympische Spelen in Atlanta de wereld te laten zien waartoe hij in staat was. Maar zo lang hoefde de atletiekwereld niet te wachten…                                           

Wereldrecord

Amper een maand later nam O’Brien op uitnodiging van de organisatie van de Décastar-decathlon in het Franse Talence deel aan deze prestigieuze tienkamp. Met veel tam tam kondigde O’Brien aan dat hij naar Talence was gekomen om maar één ding: het wereldrecord van Daley Thompson kraken. Op 4 en 5 september kwam het publiek in grote getale naar het oergezellige stadion om met eigen ogen deze O’Brien aan het werk te zien. En om kort te gaan, O’Brien maakte zijn woorden meer dan waar! Hij begon op de eerste dag met een mooie 100m in 10.43, leverde daarna een geweldige sprong af van 8.08m en liet bij het  kogelstoten een stoot van maar liefst 16.69m opmeten. Na een geslaagde hoogtesprong van 2.07m en een degelijke 400m van 48.51 sec sloot hij de eerste dag af met een totaal van 4720 punten, waarmee hij 43 punten in de plus stond ten opzichte van het wereldrecord van Thompson.
Het publiek begon er in te geloven dat hier in Talence iets bijzonders stond te gebeuren. Op de tweede dag stond het publiek dan ook rijen dik rond de baan en was het stadion volledig uitverkocht. O’Brien was in de vorm van zijn leven en begon met een mooie 13.98 sec op de horden. Daarna leverde hij met 48.56m een prachtige worp af met de discus. Inmiddels was de voorsprong op het wereldrecord opgelopen tot 129 punten. Het publiek hield de adem in toen O’Brien met de polsstok zijn eerste aanloop nam. Diens falen tijdens de trials lag iedereen nog vers in het geheugen. Maar ditmaal liet hij er geen gras over groeien, tot grote opluchting van het publiek en klaarde een hoogte van 5.00m met zijn beste sprong. Met het speerwerpen voor de boeg, was het O’Brien er alles aangelegen om tot het uiterste te gaan, en hij realiseerde zich, dat om het wereldrecord te breken hij zijn marge moest vergroten, wetende dat hij met zijn 1500 meter  veel punten zou moeten inleveren ten opzichte van Daley Thompson, die tijdens zijn wereldrecord een tijd van 4.35.00 liet klokken. De adrenaline gierde door zijn lijf, maar uiteindelijk joeg hij de speer naar een afstand van 62.58m, dik twee meter verder dan zijn persoonlijke record! Om het wereldrecord te breken diende O’Brien een tijd van 4.49 min te lopen. Dat lukte hem onder de enthousiaste aanmoedigingen van het talrijke publiek ruimschoots en met een laatste inspanning bereikte hij juichend de finish in een tijd van 4.42.10 min. WERELDRECORD, 8891 punten. 
(Het record van Dan O’Brien hield 7 jaar stand, totdat de Tsjech Tomas Dvorak in 1999 te Praag het record zou overnemen met een score van 8994.)

Het grote doel

De jaren daarna werd er onder leiding van Rick Sloan hard gewerkt op weg naar het grote doel, de Olympische Spelen van Atlanta. Hier moest alles voor wijken. O’Brien had inmiddels na ruggespraak met zijn coach besloten om Jim Reardon, een psycholoog, in de arm te nemen om zijn stress en focus tijdens de twee lange dagen die een tienkamp in beslag neemt onder controle te kunnen houden. Van Reardon leerde hij onder alle omstandigheden om in zijn eigen ‘bubbel’ te blijven en zich door niets en niemand te laten afleiden tijdens de toernooien.
Tussentijds in maart 1993 te Toronto, verbeterde O’Brien ook nog ‘even’ het wereldrecord indoor op de zevenkamp tot 6476 punten en een later jaar schreef hij voor de tweede keer de Décastar decathlon in Talence op zijn naam met 8710 punten. Verder won hij in 1994 te St. Petersburg nog de prestigieuze Goodwill Games met een score van 8715 punten en in de aanloop naar de Olympische Spelen van Atlanta nog een handvol nationale- en wereldtitels (zie profiel).                                             

Anekdote

De tienkamp die zich op grote toernooien uitstrekt over twee lange dagen van soms wel 10 tot 14 uur met soms slechts 5 uurtjes slaap ertussen, is een enorme aanslag op lichaam en geest. Telkens bij elke discipline moeten de atleten hun focus, concentratie en voorbereiding opnieuw oppakken. Om steeds weer mentaal opgeladen goed aan de volgende discipline te kunnen beginnen had de Amerikaan Bill Toomey zo zijn eigen aanpak. Hij sleepte een enorme tas met extra sportkleding en schoeisel mee naar de wedstrijden en douchte zich na elk onderdeel, waarna hij zich geheel verschoonde. Dat gaf Bill Toomey het gevoel weer fris en fruitig aan het volgende onderdeel te kunnen beginnen.  

Een duel op het scherpst van de snede

We schrijven 2 augustus 1996, de Olympische Spelen van Atlanta nemen een aanvang. Eindelijk was het zover voor O’Brien. Nationale titels en wereldtitels had hij al genoeg in zijn bezit, maar een olympische titel op de tienkamp, daarmee zou hij zich onsterfelijk maken en zich de grootste atleet aller tijden mogen noemen. Hier had hij samen met zijn Rick Sloan jaren naar toe gewerkt: olympisch goud, dat was iets waar O’Brien altijd van had gedroomd. Honderdduizend mensen zaten op de tribunes in het Centennial Stadium, om te zien hoe landgenoot en vriend van O’Brien, Michael Johnson, lopend op zijn ‘golden spikes’ het 200m wereldrecord verbrijzelde met een tijd van 19.32 seconden!
Later, toen O’Brien in de catacomben van het stadion op weg was naar zijn start op de tienkamp en Michael Johnson tegen het lijf liep, feliciteerde hij hem met zijn olympische titel, waarop Johnson O’Brien in zijn oor fluisterde: ‘Bring that golden medal Home, Dan!’
Maar er zat iemand op het vinkentouw. Het was de pas 21-jarige Duitser Frank Busemann die het O’Brien meteen al erg lastig zou gaan maken. Op de 100 meter ontliepen een aantal kanshebbers elkaar niet veel. O’Brien liep een goede 10.50, Busemann en Dvorak zaten daar met respectievelijk 10.60 en 10.64 vlak achter.

Bij het verspringen ontliepen O’Brien en Dvorak met 7,57 m en 7,60 elkaar vrijwel niets. Maar toen schoot rookie Busemann, die nog maar vijf tienkampen in zijn carrière had afgewerkt, met een geweldige sprong van 8.07 uit zijn slof en ging daarmee geheel onverwachts aan de leiding. Op de onderdelen kogel (15.66m), hoog (2.07m) en de afsluitende 400 meter (46.82 sec) vocht O’Brien zich geweldig terug en had na dag 1 een voorsprong van 124 punten op Busemann en 160 punten op Dvorak.

Alles of niets

Op de tweede dag was de spanning in het stadion te snijden en lieten de Duitse supporters zich gelden, wetende dat Busemann een hordeloper van wereldklasse was. Het werd een spetterende race met O’Brien startend in baan 8, Busemann in één van de binnenste banen en Dvorak daar tussenin. Direct na het startschot explodeerde Busemann op weg naar de eerste horde en maakte daarna na een perfect gelopen race gehakt van iedereen met een tijd van 13.47 sec. 

Dvorak liet een knappe 13.79 sec klokken, terwijl O’Brien, toch ook een goede hordeloper, met zijn tijd van 13.87 seconden ruim 4/10 moest toegeven op Busemann en 53 kostbare punten van zijn voorsprong verloor. Het verschil tussen Busemann en O’Brien bedroeg nu nog slechts 71 punten! Doch O’Brien vergrootte zijn voorsprong op de onderdelen discus (48.78m) en polsstokhoog (5.00m) tegen Buseman (45.04m) en (4.80m). Tomas Dvorak kwam bij het polsstokhoogspringen niet hoger dan 4.70m en moest verder afhaken voor zijn winstkansen. O’Brien ging nu aan de leiding met een voorsprong van 209 punten op Busemann.

Missie volbracht

Met het speerwerpen voor de boeg wist O’Brien dat hij op dit onderdeel niks mocht laten liggen, in de wetenschap dat Busemann een veel betere 1500 meter in de benen had. De schrik sloeg O’Brien echter in de benen toen Busemann in zijn eerste worp vernietigend uithaalde en een afstand van maar liefs 66.86m liet opmeten. Nu moest O’Brien een persoonlijk record werpen om zijn riant opgebouwde voorsprong te kunnen behouden. O’Brien begon zijn aanloop in zijn eerste worp en haalde uit, waarbij de speer net in de 63m in de grond bleef steken. Met dit resultaat had O’Brien nog slechts een marge van rond de 20 seconden op de 1500m, en dat zou zeker niet genoeg zijn om Busemann van het lijf te houden! De spanning was te snijden. 

Voor Dan O’Brien zijn aanloop inzette voor zijn tweede worp begon het publiek ritmisch te klappen, steeds luider waarna O’Brien aan zijn aanloop begon. Met een enorme explosie, ondersteund door een ontladende schreeuw vloog de speer uit O’Brien’s hand. Hij wist toen al direct dat het een geweldige uitschieter was, nog  voor de speer de grond in boorde en het publiek in extase zich liet horen. Maar hoe ver was het, was het genoeg? Het duurde even voor de afstand op het scorebord verscheen, 66.90m! O’Brien wist het toen al, zijn olympische droom werkelijkheid ging worden en de olympische titel kon hem bijna niet meer kon ontgaan. Met de 1500m nog te gaan had hij een marge van 35 seconden. Maar was dat genoeg, want Busemann was een zeer goede loper die tot het uiterste zou gaan om alsnog het gat te dichten. Busemann ging er na het startschot als een gek vandoor en opende de eerste ronden in 62 sec. O’Brien daarentegen opende in 68 sec en zag gelijk al 6 seconden wegsmelten van zijn voorsprong en hij begon zich af te vragen of Busemann dit tempo zou kunnen volhouden. O’Brien verbeet de pijn en vermoeidheid en na de tweede ronde lag Busemann al ruim 12 seconden voor en dat liep na de derde ronde zelfs op naar 17 à 18 seconden. Met een laatste krachtsinspanning en onder toejuichingen van de tienduizenden toeschouwers worstelde O’Brien zich door de laatste 300 meter en plots vloeide alle kracht uit zijn benen.

Maar het in extase geraakte publiek wist hem vooruit te schreeuwen. Op de laatste honderd meter hoorde hij Rick Sloan en Mike Keller schreeuwen: ‘Finish, finish, finish!’ Met een laatste inspanning sprintte O’Brien totaal uitgeput over de finish in een tijd van 4.45.89 en likte Busemann       ( 4.31.41) enigszins teleurgesteld zijn wonden. Kijkend naar het scorebord wist O’Brien het zeker: hij was Olympisch kampioen! Met 8824 punten. Eindelijk werd Dan O’Briens lang gekoesterde droom werkelijkheid. In Atlanta, in eigen land werd hij ‘The World  Greatest Athlete’, nadat hij alle tegenslagen en dieptepunten in zijn leven had overwonnen! 

Quote van O’Brien

Ik was een goede tienkamper, totdat ik een coach kreeg die werkelijk wist hoe ik specifiek moest trainen voor de tienkamp. Ik wil het beschrijven met het gevoel alsof ik een jongleur was, die moest proberen om 10 ballen tegelijkertijd hoog in de lucht te houden. 

Bronnen

Emery, D., Wie is wie op de olympische spelen, Uitgave Pelham Books

Kuijen, H. van, Statistische boekwerken, Annual Combined Events. 2017

O, Brien, D.D. en Brotkin, B., Clearing Hurdles, The Quest to be the World’s Greatest Athlete, Blue River Press, 2012

Sluys, K., Snel, hoog, ver – Geschiedenis van de tienkamp, Thomas Rap, 2008.

Vreeswijk, B., Tienkamp totaal, Handboek voor alle beginnende en gevorderde atleten, uitgave in eigen beheer, 2012.   

Profiel tienkamper Dan O’Brien 

Naam: Daniel Dion O’Brien

Geboortedatum: 18 juli 1966 ( 54 j.)

Geboorteplaats: Klamath Falls

Huidige Woonplaats: Scottsdale (Arizona)

Lengte en gewicht: 1.88 en 84 kg.

Gehuwd met: Hawaiiaanse Leilani Sang in 2002.

Beroepsmatig: Motivatiecoach, schrijver en adviseur Olympisch Commitee USA,  assistent atletiekcoach Universiteit van Arizona en sportcoach, verder nog gastanalist voor o.a. TV stations CBS, NBC en ESPN

Specialisatie: Tienkamp

Andere oude hobby’s: American Football, trompet spelen

Trainers/coaches: Larry Hunt (jeugd), Mike Keller, Rick Sloan 

Enkele bijzonder prestaties en hoogtepunten

Titels:

Olympisch tienkampkampioen, Atlanta 1996.

Drievoudig tienkamp-wereldkampioen, ’91, ’93 en ‘95

vijfvoudig Amerikaans tienkampkampioen, ’91, ’93’, ’94’, ’95, ’96

Wereldkampioen indoor zevenkamp, 1993.

Ex-wereldrecordhouder Tienkamp 8891 punten, Talence ‘92

Ex-wereldrecordhouder Zevenkamp 6476 punten, Toronto ‘93. 

Beste prestaties

Outdoor:

100 m: 10.41 / ver: 8.08 / kogel: 16.69 / hoog: 2.13 / 400 m: 46.53 110 horden: 13.47 / discus: 52.71 / polsstokhoog: 5.20 / speer: 62.90 1500 m: 4.37.50

Indoor:

60 m: 6.67 / ver: 7.84 / kogel: 16.02 / hoog: 2.13 / 60 m. horden: 7.76 / polsh: 5.20 / 1000 m: 2.57.96

Beste tienkamp: 8891 punten tijdens de Décaster Challenge in 1992.

Dag 1:

100 m: 10.43 / ver: 8.08 / kogel: 16.69 / hoog: 2.07 / 400 m: 48.51           Dagtotaal: (4720)

Dag 2:

110 h: 13.98 / discus: 48.56 / polsh: 5.00 / speer: 62.58 / 1500 m: 4.42.10 Dagtotaal: (4171) 

Bijzondere onderscheidingen

2006: Hall of Fame, USA Athletic Federation

2006: Hall of Fame, USA Olympic Commitee

2012: Hall of Fame door de IAAF

Het Universiteits-atletiekcomplex Idaho draagt zijn naam