Nostalgie en innovatie in de atletieksport

door Bert Vreeswijk

Nu door de corona pandemie er vrijwel geen atletieknieuws valt te melden is dit een mooie gelegenheid om eens een stukje nostalgie en ontwikkelde innovaties in de atletiek onder de loep te nemen. Als je het jubileumboek “130 jaar atletiek in Nederland” ter hand neemt, dat in 2000 ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Koninklijke Nederlandse Atletiek Unie werd uitgegeven, dan vind je hierover verrassende dingen.

Niets blijft hetzelfde

 De atletiek is altijd onderhevig geweest aan veranderingen en vernieuwingen, en niets blijft hetzelfde.  De emancipatiestrijd, veranderingen en innovaties die veelal werden ingegeven door de tijdsgeest volgden elkaar steeds op. Tot 1920 was de atletieksport uitsluitend voorbehouden aan mannen en was de emancipatie nog ver te zoeken. In een voorbeschouwing op de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam schreef een journalist van de NRC het volgende: ‘ Moeten vrouwen zich nu zo uitsloven en inspannen, zoodat zij met verwrongen gezichten, met verbeten trekken, verwilderde haren, hijgend en afgemat door de finish gaan. Hadden vrouwen geen andere, geen betere sport, dan die er is voor de man.

Een unieke foto van de Olympische sprintfinale in 1896 in Athene

Dat vrouwen ’s winters schaatsen, met eleganten maar forschen slag, dat zij zoo’n beetje tennissen met hupsche gebaartjes; dat zij glijden op een rijwiel, zachtkens zonder zich ernstig in te spannen. Wij kunnen ons dat allemaal best voorstellen, maar de sport die zooveel eischt, zoo’n groote inspanning vergt, die is niet voor de vrouw. Daar zijn beide te goed voor, de  vrouw en de sport’. Als we dit nu lezen dan geloof je bijna niet dat dergelijke ideeën bestonden. Toch konden tot 1931 uitsluitend mannen lid worden van specifieke atletiekclubs en op bestuurlijk niveau was de vrouw lange tijd niet welkom. Jarenlang hebben vrouwen strijd moeten leveren om aan atletiekwedstrijden te mogen deelnemen. De Internationale Amateur Atletiek Federatie IAAF wilde niets van atletiek voor vrouwen weten. Internationaal Olympisch Comité voorzitter Avery Brundage zei in 1936 over vrouwen: ’Ik heb schoon genoeg van al die vrouwen in athletiek-uitrusting. Hun charme is tot het nulpunt gedaald.’ 

Francina Elsje Blankers-Koen, wereldwijd bekend als “The Flying Housewife” of “De Vliegende Huismoeder”

Lange tijd hebben deze vooroordelen overheerst, maar anno 2020 floreert de vrouwensport als nooit tevoren en zijn er vele atletiekonderdelen toegevoegd aan het wedstrijdprogramma voor de vrouwen. In de loop der jaren verdwenen er ook een aantal atletiekonderdelen van het wedstrijdprogramma en uit de recordlijsten. Nummers als hoog- en verspringen zonder aanloop, de Duitse drie loopsprong, het polsstokverspringen en het speerwerpen ‘vrije stijl’ werden definitief uit het atletiekprogramma geschrapt.

Ook verdwenen de werpnummers die voorheen links en rechts werden uitgevoerd en waarvan de resultaten werden opgeteld. Verder werden alle afstanden in yards en in mijlen - uitgezonderd de 1 Engelse mijl - verbannen uit de baanatletiek. Ook op het gebied van snelwandelen werden vele onderdelen geschrapt, om reden dat er steeds minder interesse was voor deze zware maar volgens velen wat oubollige tak van sport. Ook aan sommige hordenafstanden werd driftig gesleuteld, hoogtes en afstanden werden aangepast en de horden zelf gemoderniseerd en van contragewichten voorzien. Zo was de volgende mooie zinsnede te lezen in het wedstrijdreglement betreffende het hordenlopen in de tijd rond 1928: ‘Geen record zal worden erkend, indien een der horden wordt omgeworpen. Een deelnemer die een of meer horden omwerpt of doet wiebelen komt niet voor plaatsing in aanmerking’.

Atletiek altijd in beweging

Door de jaren heen werden de reglementen en puntentelling voor de tienkamp regelmatig aangescherpt en aangepast, ook met het oog op de veiligheid van de deelnemers. Zo werden de sectoren voor de werpnummers smaller gemaakt om de veiligheid op het middenterrein te garanderen. Een mooi voorbeeld daarvan is het speerwerpen, waar de prestaties dermate toenamen dat de IAAF in 1986 besloot het zwaartepunt van de speer meer naar voren te verleggen, zodat de speer niet meer zo’n lange vlucht kon maken. In 1984 namelijk gooide de toenmalige DDR-atleet Uwe Hohn 104,80 meter en werd het spitsroeden lopen voor de jury en andere atleten die ook met hun onderdelen rond het middenveld in actie waren. Maar achteraf bleek ook die genomen veiligheidsmaatregel achterhaald, want de Fin Seppo Rӓty (1991) en de Tsjech Jan Zelezny (1998) wierpen met deze nieuwe speer opnieuw afstanden van respectievelijk 96.96 m en 98.48 m!

Nieuwe technieken, materialen en kleding

De laatste decennia is er door innovatie en technische ontwikkeling veel veranderd in de atletiek. Bij het polsstokhoogspringen werd er bijvoorbeeld rond 1900 met notenhouten stokken gesprongen, later met bamboe en stalen stokken. Als men zich realiseert dat men vroeger na de sprong van grote hoogte in een berg met zand moest landen, dan kun je je voorstellen dat dit niet altijd zonder gevaar was. Toen eenmaal de glasfiber polsstok in 1963 werd geïntroduceerd was een veilige landing een eerste vereiste en werden de eerste polsstokmatrassen geïnstalleerd. Deze springmatrassen zijn de laatste jaren door de enorme hoogtes die er worden behaald reglementair tot een nog groter formaat aangepast. 

 

polstokhoogspringen met de bamboestok en landen in het zand

Dit veiligheidsverhaal geldt trouwens ook voor het onderdeel hoogspringen, waarbij vroeger het merendeel van de atleten met de straddle of buikrol sprong. Na de intrede van de Fosbury flop in 1968, waarbij de landing op de rug/nek een gevaar voor de atleet opleverde, waren hier de springmatrassen ook een pure noodzaak. In het verspringen worden sprongen van tegen de 9 meter gehaald, ook hier worden/zijn aanpassingen vereist voor de veiligheid van de atleten. Zelfs als we kijken naar het onderdeel kogelstoten, waar resultaten worden gehaald van tegen de 23 meter, dan begrijpen we de noodzaak van veiligheidsaanpassingen, zeker na de intrede van de Barishnikov draaitechniek. Deze draaitechniek vereist namelijk een enorme coördinatie van de werper en een afzwaaier is zo gemaakt, met alle gevolgen van dien. In het discuswerpen en kogelslingeren zijn de kooihoogtes inmiddels al tot 6 meter hoogte aangepast en kunnen links en rechts zijdeuren in lijn van de sector worden gedraaid, dit alles voor de veiligheid op en rond de atletiekbaan.

De innovatieve atletiekbanen

Waren de atletiekbanen vroeger van gras, steenkolengruis of gravel, tegenwoordig heeft vrijwel elk regio en stad één of zelfs meerdere kunststofbanen. Ook de laatste jaren worden deze zogenaamde tartanbannen al weer vervangen door de nieuwe en snelle Mondo banen. Al op de Olympische Spelen van Beijing en Londen werden deze nieuwe innovatieve atletiekbanen ingevoerd vanwege zijn goede eigenschappen als, schokabsorptie en het overbrengen van de optimale energie in de functionele snelheid van de atleet.

Links een van de eerste sintelbanen in Groningen

en rechts de eerste Mondo baan bij Atilla in Tilburg

Wat de tijdsregistratie op de loopnummers betreft gold vroeger dat voor erkenning van een  record één stopwatch voldoende was en werden de tijden geregistreerd in twee tiende seconde. Het jurylid op de finish drukte de stopwatch in bij het zien van de rookpluim van het startpistool. Windmeters bestonden vroeger nog niet en men belde regelmatig het KNMI om de windkracht op te vragen, allemaal puur natte vingerwerk natuurlijk. Vanaf 1936 mocht voor een record-erkenning het windvoordeel niet meer dan 2 m/sec bedragen. Tegenwoordig zijn windmeters verplicht bij baanwedstrijden. Verder heeft de KNAU vanaf 1978 de elektronische tijdwaarneming tot op een honderdste seconde ingevoerd en tevens de fotofinish bij recordwedstrijden, om records en plaatsing tot en met de 400 meter te kunnen vaststellen en een zuivere uitslag te kunnen bepalen. Het zou mij trouwens niet verbazen als binnen afzienbare tijd de gelopen tijden op de sprint tot in duizendsten van een seconde zullen worden gemeten.    

Tot slot is het kenmerkend en plezierig dat de vrouwen ten opzichte van de mannen een enorme inhaalslag hebben gemaakt. Wat de wedstrijdkleding en uitdossing betreft is de emancipatie soms wel een beetje doorgeslagen en zijn er wat mij betreft ook op een atletiekbaan grenzen.

 Tradities niet verloren laten gaan

Door de mondiaal tanende belangstelling voor de atletiek heeft World Athletics de laatste jaren allerlei voorstellen en innovaties aangebracht om het tij te keren. Maar het moet gezegd worden, niet alle goedbedoelde initiatieven worden door alle atletiekliefhebbers in dank afgenomen. Gemengde estafettes zijn geen succes gebleken, zoals ook het uit de strijd nemen na één valse start op de sprint twijfelachtig is in mijn opinie. Ook het nog verder inkorten in tijd van de springpogingen is volgens mij geen goed idee. Een poging onlangs om zelfs de tienkamp te ‘amputeren’ en tot een achtkamp te hervormen is goddank in de kiem gesmoord, want als er één traditie niet verloren mag gaan is het de tienkamp. De sinds 1981 nieuw ingevoerde zevenkamp als vervanging voor de vijfkamp voor dames bleek daarentegen een schot in de roos en is volgens mij naast het officieel sinds 1996 ingevoerde polsstokhoogspringen voor dames een van de meest interessante onderdelen in de vrouwenatletiek. Als laatste wil ik nog aanstippen de rel om de omstreden invoering van de Vapor Fly ‘Blade’ hardloopschoen, waarmee volgens mij World Athletics in de wurggreep zit van de schoenfabrikant en sponsor Nike. Verder worden kermisachtige toestanden met vuurwerk, rook, keiharde muziek en een lichtshow niet door iedereen op prijs gesteld. Daarentegen is het voorstellen van de finalisten van een wedstrijd een goed initiatief. Maar uiteindelijk komen de échte atletiekliefhebbers naar de wedstrijden voor strijd, eerlijke competitie en prestaties van de atleten en niet voor de bij alle grote wedstrijden ingevoerde randverschijnselen.

Opmerking

Reacties en aanvullingen op dit artikel worden op prijs gesteld!