Christian Coleman en het eeuwige dopinggedoe

door Kees Sluys

We hebben het eerder gesignaleerd: journalisten vinden het doorgaans heerlijk om over doping te berichten. Nu is wereldkampioen Christian Coleman aan de beurt. Hij had zijn ‘whereabouts’ niet op orde en is derhalve voorlopig geschorst, met als mogelijk gevolg: geen deelname aan de Olympische Spelen van volgend jaar, waar hij een van de grote favorieten op de 100 meter zou zijn. 
Het Algemeen Dagblad kwam daags na het nieuws terstond (19 juni) met een overzicht van een aantal topsprinters uit het recente verleden, die niet altijd zuiver op de graat waren, zoals Kim Collins, Tyson Gay, Asafa Powell, Yohan Blake en Justin Gatlin. 
Kop en conclusie: ‘100 meter sprint zonder doping lijkt onmogelijk.’ Van alle sprintkampioen sinds 2001 ‘bleef’ alleen Usain Bolt ‘overeind’.
De gretigheid om over ‘betrapte’ atleten te berichten staat in geen enkele verhouding tot het kennisnemen cq recenseren van wetenschappelijke bevindingen, waarin twijfels worden geuit aan de stimulerende invloed van doping(middelen) en aan de zin en het nut van de fanatieke opsporing ervan.
Van recente publicaties op dit gebied noem ik: Schone sport, schone schijn – Over de zin en onzin van het dopingverbod, van Jan Tamboer (2018); het proefschrift De mythe van de rode bloedcel van Bram Brouwer (2015); en Arthur Linton – Een ‘dopingdode’ uit het negentiende-eeuwse wielrennen en het WADA-antidopingbeleid, eveneens van Bram Brouwer (2018).  

Ook leerzaam om nog eens door te nemen: Supergenen en turbosporters – Een nieuwe kijk op doping, van Sietse van der Hoek & Toine Pieters (2009). Onder de velen die daarin aan het woord komen ook wijsgerig sociologe Klasien Horstman: ‘Als je eenmaal verzeild bent in zo’n strijd (tussen Goed en Kwaad) en er ontstaat een infrastructuur en mensen gaan er hun brood mee verdienen, is de geest uit de fles en die gaat dan een eigen leven leiden. Het wordt dan een bijna religieuze aangelegenheid. Sport raakt dan ver weg van het pragmatisme van het dagelijkse leven.’

Toegespitst op atletiek, en op de 100 meter in het bijzonder, is interessant en relevant een artikel uit 2013 in de ‘International Journal of Drug Policy’ van het Australische onderzoeksduo Aaron Herman en Maciej Henneberg. Daarin werd verslag gedaan van een vergelijkende studie tussen kennelijke dopinggebruikers en niet als dopinggebruikers bekendstaande sprinters/sprintsters – over de periode 1980-2011. 
Hun conclusie werd samengevat in de niets aan duidelijkheid te wensen overlatende titel: The Doping Myth – 100 m sprint results are not improved by ‘doping’. 

Geen voordeel door doping? Geen betere resultaten? Het klinkt voor velen ongetwijfeld als vloeken in de kerk. Als een aantasting, als een belediging van een welhaast ‘religieuze’ overtuiging.
Toch kan het geen kwaad als journalisten zich eens een keer niet alleen maar slaafs voor het karretje van het ‘Goed’ (WADA en aanverwante organisaties) laten spannen.