4x100m vrouwen estafette, een record dat 44 jaar standhield

Waar was dat aan te danken? 

Een artikel over de training en voorbereiding op de Olympische Spelen Mexico-Stad, 1968

door Wil Westphal *

 

Wil Westphal was coach van het legendarische 4 x 100 meter vrouwenkwartet dat bij de Olympische Spelen van Mexico 1968 in de series met 43.4 het toenmalige wereldrecord evenaarde, maar in de finale met de vierde plaats genoegen moest nemen. Inhoeverre verschilde zijn werkwijze van de benadering van de huidige succescoach Laurent Meuwly? Westphal, inmiddels 86 jaar, vergelijkt in een uitvoerige beschouwing vroeger en nu. 

 

Deze Spelen vonden plaats in het revolutiejaar 1968. In die tumultueuze periode kon je van alles verwachten, ook tijdens de Spelen in Mexico. Er was de ongelooflijke sprong van Bob Beamon, en het black power-statement (gehandschoende vuisten in de lucht) van Tommie Smith en John Carlos. Maar ook in onze eigen Nederlandse ploeg gebeurde het een en ander. Mieke Sterk had van andere équipes al begrepen dat vrouwen korte kleding droegen. Vandaar haar ingekorte rokje tijdens de openingsceremonie. Als daad van protest tegen de truttigheid kortte de anti-autoritaire Sterk haar olympisch uniform flink in.

Vooraf was gedreigd met uitzetting uit de olympische selectie, als ze daadwerkelijk in modieuze minirok het Olympisch Stadion zou binnenlopen. Maar ze mocht blijven. En dat was maar goed ook, want samen met Corry Bakker, Truus Hennipman en Wilma van den Berg zorgde ze voor een sensatie. Al vóór de Spelen verbeterden ze het nationaal record tot 44,9. Maar het kon nog veel beter, zo bleek in Mexico. In een voorwedstrijd evenaarden de vier vrouwen de wereldrecordtijd van de Amerikanen: 43,4 seconden. Ze waren sneller dan Rusland, Groot-Brittannië en Cuba. Uit de elektronische tijdwaarneming die voor het eerst werd toegepast, maar niet telde voor de officiële uitslag, bleken de Nederlandse vrouwen zelfs een honderdste sneller dan de Amerikaanse ploeg; Nederland 43,49 en USA 43,50.

Truus Hennipman schreef het onverwachte succes toe aan ‘verschrikkelijk hard trainen’ en eindeloos oefenen op de wissels. ‘Die zaten er dan ook geheid in. Het is de verdienste van onze trainer geweest dat hij ons zo wist te stimuleren. Daarbij konden wij goed met elkaar overweg, al waren we geen dikke vriendinnen. Maar we wilden allemaal graag naar Mexico en individueel zouden we het niet hebben gehaald.’

 

 

‘Ons’ record van 1968 heeft 44 jaar standgehouden

De finale

De verwachtingen voor de finale waren hooggespannen. En juist die spanning gooide roet in het eten bij de laatste wissel die niet optimaal verliep. Het brons ging aan de vrouwen voorbij. Zij eindigden in dezelfde tijd,  43,44, als de Russinnen. Die tijd was uniek en een prachtig resultaat dat 44 jaar onaangetast is gebleven. Wat is de achtergrond van dit langste Nederlandse record ooit? Hoe is dit resultaat tot stand gekomen? Hoe werd er getraind en waar is dat resultaat precies aan te danken?

Deze vragen vormen de achtergrond van dit artikel.

De ‘oude’ estafetteploeg (met coach). Hun vriendschap is nog steeds zeer hecht. Zij steunen elkaar in goede en slechte tijden tot op de dag van vandaag

De ploegleden nu, in de volgorde waarin ze liepen, van links naar rechts: Wilma, Mieke, Truus en Corrie

Terug naar de estafettetraining in de zestiger jaren en de voorbereiding op de Olympische Spelen van Mexico

In 1966, op het EK atletiek in Boedapest, liepen onze 4x100m vrouwen allerbelabberdst. Fanny Blankers vroeg mij na afloop of ik de vrouwen estafette-training onder mijn hoede wilde nemen. Dat heb ik toen een aantal jaren met veel plezier gedaan.

Nu, bijna 60 jaar later, blik ik terug op de estafettetraining van weleer.

In de jaren zestig, die bekend staan als de anti-autoritaire flower power periode, zijn wij met de estafettetraining begonnen op de sintelbaan van het Olympiaplein. Mijn inspiratie haalde ik destijds uit de rijke Franse estafettehistorie.

Wij waren natuurlijk ook kinderen van die tijdgeest. De omgang met elkaar en de manier van trainen droegen de kenmerken van die bewogen tijd. Onder de jongeren heerste een sfeer van ‘vrijheid blijheid’ en verzet tegen de autoritaire samenleving, de overheid en tegen de macht van allerlei instituties. Er kwam verzet tegen sport-bonzen en tegen het bestuur van de KNAU. Denk aan de opstand van de studenten, de Maagdenhuisbezetting, de Provo’s en in Amsterdam de Kabouterbeweging.

De trainingsomstandigheden waren bedroevend slecht. We beschikten niet over audiovisuele hulpmiddelen. Mijn uitleg over het kruispunt van de sprintsnelheid van de vertrekkende en de aankomende loopster moest worden gevisualiseerd in de sintels van de baan.

 

In het licht van dat langdurige record is het interessant om de training uit die tijd nog eens terug te halen en na te gaan hoe wij toen de estafette oefenden, mede in vergelijking met de moderne centrale estafettetraining op Papendal onder leiding van trainer Laurent Meuwly.

Die heb ik bekeken aan de hand van een video-opname. Boeiend door de vele successen en de scherpe tijden die tegenwoordig gelopen worden. Ook de individuele sprinttijden liegen er niet om. Zoals hij de estafette traint, is voor mij heel herkenbaar. In wezen komt de huidige estafettetraining overeen met de manier zoals wij dat vroeger deden. Het zou mij ook hebben verbaasd als dat anders was geweest. Wel waren we, door de primitieve omstandigheden van toen, genoodzaakt om sommige onderdelen anders te organiseren en dat pakte wonderwel goed uit.

 

Het geheel is ‘minder’ dan de som der delen

Onze sprintsters waren goed, maar individueel geen wereldtop. We moesten het hebben van scherpe, mooie vliegende wissels op hoge snelheid. Vier maal een gemiddelde van 11,6 is 46,4. Door goede wissels werd een winst van ± 3 seconden behaald: 43,44.

 

Als coach naast de loopsters staan

Dat sprak voor zich in die revolutiejaren. Begeleiden, adviseren en organiseren. Niet eenzijdig dicteren. De kennis en inzicht van de coach werden geaccepteerd waardoor hij iedereen kon aansturen en de wissels bespreken. Zoals ook de organisatie van de trainingen, het regelen van het thuiswerk en de trainingsstages. De coach bewaakte het groepsproces zonder nadrukkelijk zijn wil op te leggen.

 

Primitieve trainingsomstandigheden

De situatie van toen is onvergelijkbaar met het heden. Er werd op sintels gelopen want er waren nog geen kunststofbanen. Er bestond geen centrale trainingsaccommodatie. Laat staan medische begeleiding, gecontroleerde voeding, moderne krachtapparatuur of de snelle spikes van tegenwoordig. Op de digitale hulpmiddelen moest nog 20 jaar gewacht worden. Vanuit alle windstreken kwamen de loopsters aangereisd en na de training gingen ze linea recta weer terug naar huis. Atletes kregen geen reiskostenvergoeding. Fanny was niet betaald en ik kreeg een schijntje. De KNAU was arm. En wij, wij hadden plezier.

 

Voorbereiding op de Olympische Spelen van Mexico

In de winter van 1966/67 hadden we als voorbereiding op de Olympische Spelen een aantal goedkope weekenden georganiseerd voor een grote groep atleten in het Katholieke Jongeren Centrum in Bloemendaal. Ook de meerkampatleten en het 4x400m mannen estafetteteam waren van de partij. We trainden op het strand, in de duinen, in de sporthal van het CIOS en op de baan van de KAV Holland/ AV Haarlem/ Atmodes.

De bedden zakten zo diep door dat we de matrassen op de grond hadden gelegd. Ook Jaap, de fysio, was op deze sessies aanwezig. Voordat wij op zondag weer naar huis gingen, liep hij nog even met de pet rond om nog wat voor zijn reiskosten op te halen. Gelukkig hebben we aan deze bijeenkomsten ook veel lol beleefd.

De (nog) 6 estafetteloopsters en Ilja Keizer-Laman op wandeling in de bergen

Rustdag in Sankt Moritz

De Spelen waren gepland van 12-27 oktober! Erg laat in het jaar en ver ná ons wedstrijdseizoen. Normaal gesproken bevinden we ons dan in de overgangs- of herstelperiode. Daarom braken we het wedstrijdseizoen in tweeën en ging er een flinke groep geselecteerde loopsters op hoogtestage naar Sankt Moritz (1822m) als voorbereiding op de Olympische Spelen van Mexico City op 2240m hoogte. Daar trainden we met lichte langere belastingen om tijdens de Spelen in oktober te pieken en in vorm te zijn.

Duidelijke overeenkomsten in wisseltraining 

Kijk ik nu (met YouTube) naar de estafettetraining op Papendal, dan zijn er duidelijke overeenkomsten, oa in de keuze van de wisselmethode.

Dezelfde binnen/buiten wissels. Als ook, bij de tweede wissel, het vanuit de buitenkant voorlangs kruisend vertrekken van de derde loopster. Dat had wat voordelen omdat die loopster makkelijker over haar linkerschouder kijkt, dus minder hoeft in te draaien. Daardoor blijft ze ontspannen en heeft zij meer balans bij het wegsprinten in een rechte lijn. Dat vond ik bij de eerste en derde wissel niet zo nodig. Daar kon de vertrekkende loopster immers aan de buitenkant blijven.

Voorbereiding, starthouding en startwijze van vertrekkende loopsters komen overeen. Er zijn geen verschillen in het aanreiken van het stokje dat ‘door-sprintend’ verticaal in de uitgestoken hand ‘geduwd’ moet worden met alle bijbehorende details om het ‘gegrabbel’ te voorkomen. De lengte van de aanloop werd gekozen om de echte snelheid van de wedstrijd zo dicht mogelijk te benaderen. Dat alles natuurlijk zonder verlies aan snelheid. Dat was toen zo en is nu niet anders.

Onze vier loopsters in Mexico: Corrie, Mieke, Wilma en Truus. In 1966 trainden we nog met negen atletes.  Ciska Jansen, Martha Klaassen Bos en Myrna van der Hoeven maakten toen ook deel uit van de ploeg. Er werd destijds in verschillende samenstelling gelopen


De centrale estafettetrainingen vervingen voor een groot deel ook de snelheid-trainingen op de club. De wisseltraining bleek een uitstekend alternatief. De loopsters bleven ontspannen door de focus op het wisselen. Dat leidde af en ze vergaten zichzelf. In vergelijking met nu, werd er sowieso veel minder getraind en was de centrale training een mooie opsteker.  

Verschil 

Het verschil zit meer in de groepsdynamische benadering. Bij de wisseltraining werden alle vier ‘vrije’ loopsters ingeschakeld en verantwoordelijk gemaakt. Ieder kreeg een eigen observatie-opdracht. Onmiddellijk na de wisselactie gaven zij onder leiding van de coach hun feedback. Uiteraard werden die aanwijzingen ter harte genomen en werd het merkteken aangepast. Meestal met voetjes, soms met een meetlint.

Dat is tegenwoordig niet meer nodig door de digitalisering van de audiovisuele hulpmiddelen. De loopsters waren in de jaren zestig mijn ‘computerscherm’, zoals dat tegenwoordig wordt ingezet bij het beoordelen van het wisselen.

In vergelijking met vroeger valt er niets toe te voegen of af te dingen aan de estafettetraining die ik nu met veel belangstelling heb bekeken. De organisatie en de wijze van werken komen overeen.  

Het stokje moet nu eenmaal in de kortste tijd door de finish gelopen worden met gebruikmaking van 30m aanloop/wisselruimte, d.w.z. 3 x een vliegende wissel met een handover in twee passen met grote ruimtewinst op de hoogste snelheid. Dat eist een getimed anticiperen, (op merkteken) explosief vertrekken, op hoge snelheid wisselen met optimale ruimtewinst zonder stokverlies.

Wissel van Mieke op Truus in twee passen, met ruimtewinst in een ritmisch vloeiende beweging op hoge snelheid

Vanaf het begin van de estafettetrainingen werd hard gewerkt om die onregelmatigheden in de timing van de vertrekkende loopster te verbeteren d.m.v. een enkele speelse opdracht.

 

‘Eenheid in verscheidenheid’ betekent: een sterk estafetteteam waar respect heerst voor ieders individuele verschil. Het uitgangspunt op al onze bijeenkomsten. Dat was ook echt nodig, want de loopsters observeerden elkaar en moesten leren openlijk en eerlijk commentaar te leveren zonder bang te zijn om bij de groep in diskrediet te raken. Niemand mocht zich inhouden. Alle kritiek op tafel geeft het beste resultaat. Dit ‘mantra’ bleek nodig om de balans en vrede in het team te bewaken.

Er hadden spanningen in de groep kunnen ontstaan omdat de loopsters ook elkaars rivalen waren op de individuele sprintnummers. En er kon bijvoorbeeld

maar één als finish-loopster opgesteld worden. Bovendien waren loopsters soms in een mindere vorm en maakten fouten waar de anderen zich aan ergerden. We begonnen met negen atletes en hielden er uiteindelijk vijf over. Aangewezen worden als reserve of helemaal verwijderd worden vond niemand leuk. En om op tijd met elkaar de limiet te lopen was best spannend. Een enkeling werd ook individueel ingeschreven op de wedstrijd, anderen niet. En last but not least, twee atletes waren de persoonlijke pupil van de coach, dat kan scheve ogen geven. Ons mantra heeft goed geholpen en heeft gewerkt tot op de dag van vandaag.

 

De estafette werd die eenheid, het verbindende element in het sportieve leven van zes loopsters. Van de negen loopsters bleven er zes over die nog lang nodig waren om meerdere keren op volle snelheid te kunnen wisselen na een aanloop over 50-130m. Erg vermoeiend natuurlijk. Hilly Gankema werd reserve en ging als vijfde loopster mee naar de OS. Lidy Makkinje, de zesde loopster, bleef thuis. Zij heeft die teleurstelling geweldig goed opgepakt en in alles positief meegewerkt. Tot op de dag van vandaag is ze volledig betrokken in het intensieve groepscontact van het hele estafetteteam.

 

Opstelling

1e loopster: 110m blokstart, Wilma van de Berg.

2e loopster: 130m rechte stuk, Mieke Sterk.

3e loopster: 130m start aan buitenzijde baan en rechtlijnig de bocht in, Truus Hennipman.

4e loopster: 120m recht stuk met finish, Corrie Bakker.

Speelse oefening om gemeenschappelijk een consequent ‘precies vertrekmoment’ te ontwikkelen.

 

Om onregelmatigheden van de timing in het startmoment te verbeteren, deden we de volgende oefening. Alle zes loopsters moesten vanuit een gesloten frontlijn over de breedte van de baan gezamenlijk ‘als één geheel’ vertrekken op een duidelijk signaal. De fouten komen dan vanzelf boven water. Zij, die te vroeg of te laat vertrekt, valt door de mand en zal zich willen aanpassen.

Het doel was het inslijpen van gedisciplineerd consequent anticiperend wegsprinten. Precies getimed op het goede moment ‘los’ komen, cq het naar voren stappen van het achterste been uit de staande starthouding, door geleidelijk dieper het LZP (lichaams zwaartepunt) te verlagen en pas daarna het LZP naar voren te brengen.

 

Dat ging als volgt:

~De zes loopsters staan in schredestand, voeten in looprichting. Gelijktijdig inzakken en daarna hun LZP naar voren brengen zodat ze op teken gecontroleerd konden wegsprinten. Startoefening werd herhaald tot iedereen gelijk vertrok.

Vervolgens een lastiger start/vertrekteken om goed te leren timen:

~Zo ging er een trainingsjack de lucht in, dat dwarrelend naar beneden kwam. Op het moment dat de grond geraakt werd moesten ze weg. Moeilijke timing.

~Dat moest ook gebeuren op het moment dat een medicine ball dwars voor hun over de baan rolde en het merkteken passeerde. Dat was nog makkelijk en overzichtelijk.

~De timing van vertrek werd moeilijker toen de bal in de richting naar de groep werd toegerold.

~Toen de bal van achteren. Daar kwam al veel meer bij kijken door het ingedraaid staan. Dat werd eerst precies doorgenomen.

~De bal werd vervangen door een loopster, die elke keer met meer snelheid aanliep.

~Deze groepsvoorbereiding ging vooraf aan het eigenlijke echte individueel wisselen van twee loopsters op alle drie de wisselvakken van de baan in zowel de binnenste- als buitenste banen.

 

Drills om het gestandaardiseerd overgeven van het stokje te ‘zekeren’

Dat spreekt min of meer voor zichzelf en zien we overal op wedstrijden tijdens de warming-up.

Wij gingen uit van de binnen/buiten wissel, dus: bochtloopster draagt rechts en geeft over aan linkerhand van loopster op rechte stuk en zij geeft weer over aan rechterhand van derde loopster etc…  

Al in de warming-up liep iedereen met het stokje in de juiste hand. Individueel oefenden we tijdens het (bocht) lopen om het stokje stil vóór te dragen. Hetzelfde door de arm gestrekt achter stil te houden met de open hand.

In tweetallen werd het overgeven van het stokje stilstaand en dribbelend geoefend.

Pas na het commando ‘pak’ van aankomende loopster brengt de vertrekkende loopster haar lange arm met een open handpalm en gesloten vingers naar achteren, en houdt die stil! De aankomende loopster duwt het stokje verticaal in de handpalm. Ook sneller lopend.

Daarna werd deze handover gedrild met alle zes loopsters in een treintje

 

Wisselen op ‘reptielen’-niveau door ‘contextmanipulatie’

Vanuit de evolutie gezien, draagt de mens latent nog het ‘reptielenniveau’ in zich. Een baby hoef je niet te leren kruipen. Kinderen lopen, huppelen of springen uit zichzelf. Ze hebben geen merkteken nodig om te vertrekken bij estafette-spelletjes. Dat ligt al in hen opgesloten vanaf de reptielentijd in de evolutie.

De mens is in staat om zonder instructie vooraf, sensomotorisch adequaat te anticiperen en te reageren op fysieke opdrachten of plotselinge uitdagingen.

De estafettewissel is zo’n opdracht. Die vindt plaats op reptielenniveau als we de context van het wisselen veranderen. Namelijk door de beide wisselhulpen weg te laten of voor een andere toplaag te kiezen. Contextmanipulatie.

 

Na het inslijpen van de vertrekactie bij het wisselen werd af en toe ‘blind en doof’ gewisseld, dus op reptielenniveau. ‘Blind’ wil zeggen zonder een zichtbaar merkteken. De vertrekkende loopster heeft dan geen fysieke hulp, geen merkteken in haar baan als startteken. En ‘doof’ wil zeggen dat de vertrekkende loopsters geen commando ‘pak’ hoort. Deze contextmanipulatie deed een beroep op hun vermogen om toch goed getimed te wisselen op hoge snelheid binnen het 30m wisselvak. Bedoeld om ieders zelfvertrouwen te versterken, belangrijk om de wissels te ‘zekeren’. Het lijkt op de duif op de snelweg die ons laat schrikken, maar nog net voor de auto uit weet weg te vliegen. De mens heeft hetzelfde reptielenniveau en dezelfde sensomotorische mogelijkheden in zich om, net als die duif, op tijd weg te vliegen. Of met andere woorden: reflexmatig te reageren op visuele en auditieve signalen van de aanstormende loopster. Die wordt ‘gezien’ en door het geroffel op de baan ‘gehoord’. Het moment van vertrek dringt zich als het ware aan de klaarstaande vertrekkende loopster op.

Dat ‘reptielen’-vermogen vanuit de evolutie zijn we voor een groot deel kwijt, omdat het binnen onze moderne samenleving geen functie meer heeft. Tijdens onze trainingen probeerden we dat reptielen-vermogen opnieuw leven in te blazen, handen en voeten te geven, door het stokje zo snel mogelijk rond te laten gaan.

 

Toen dat een enkele keer lukte, nam het vertrouwen toe. Vertrouwen dat nodig is om op volle snelheid weg te durven sprinten als er wel gewisseld wordt met de extra hulp van een merkteken en het commando: ‘pak’. Het werden ‘zekere’ en ‘snellere’ wissels.

 

Trainen op andere baan

Tijdens de zestiger jaren bestonden in Nederland alleen sintelbanen. Het sprinten op de tartanbaan van Mexico zou anders ‘klinken’ dan op een sintelbaan. Om dat voor te bereiden verhuisden we de training enkele keren naar de asfalt-baan op het Marine Complex in Amsterdam-Oost. In die andere context oefenden wij opnieuw het wisselen als tussenstap naar het tartan. Vervolgens gingen we naar Leverkusen waar op tartan de puntjes op de i werden gezet.

 

Bij de echte wedstrijdtraining werden natuurlijk de concrete merktekens gebruikt met de hulp van de vier ‘vrije’ loopsters. Soms een voetje meer of minder om de vertrekkende loopster precies op tijd op volle snelheid te laten vertrekken en meer van dat soort aanwijzingen; zoals het focussen op de eigen baan, op de loopster en daarna de voeten in looprichting plaatsen, rustig inzakken en met aankomende loopster meevoelen om met de juiste timing nog net te kunnen ontsnappen om op hoge snelheid te wisselen. Het wegdenken van de loopsters in de andere banen en dergelijke… Dat was toen zo en zal nu niet anders zijn. Aan het echte wisselen is in feite niets veranderd.

 

In feite is er geen verschil met de wissel-training van tegenwoordig. De financiële middelen waren beperkt en de omstandigheden erg primitief. Echter, de loopsters oefenden regelmatig op reptielenniveau door blind en doof te wisselen. Daardoor waren ze tijdens de wedstrijden minder afhankelijk van hun merktekens en werd het stokje ‘altijd’ binnen gebracht.

 

* Over de auteur 

Een kleine greep uit het veelzijdige sportleven van een bevlogen trainer/coach.

 

K.W.J. (Wil) Westphal, geb; 13-02-1937                                                                                                  

Opleiding; Havo LOI, Sociale Academie en CIOS

Stafdocent CIOS Overveen in de vakken atletiek en trainingsleer                                                       

Voormalig Bondscoach KNAU en trainer/coach van de 4 x 100 m. damesformatie tijdens de O.S. van Mexico.

Persoonlijk trainer/coach van vele Nederlandse kampioenen (dames en heren) op diverse disciplines. Westphal was dus van alle markten thuis.  

Decennia clubtrainer van AAC, Amsterdam

Oprichter en voorzitter van het Nationale Coaches Platform dat later werd overgenomen door het NOC.

Wil  Westphal, 86 jaar oud, staat rechts op de foto met collega’s

Joop Brand (voetbal docent) en Ruud van Wilsum (anatomie/ fysiologie docent)